Hoe het begon
Geschiedenis RWTH
De RWTH werd in 1870 opgericht als de “Königlich Rheinisch-Westphälische Polytechnische Schule zu Aachen” met het doel om ingenieurs op te leiden voor de opkomende industrie in het Ruhrgebied. De keuze voor Aken als locatie ontstond met name doordat de stad ver gelegen was van het Ruhrgebied, waardoor revolutionaire en socialistische ideeën van fabrieksarbeiders minder snel zouden kunnen overslaan op de studenten. Daarnaast zorgde ook financiële steun van lokale banken en een verzekeringsmaatschappij ervoor dat de keuze op Aken viel en niet op andere mededingers zoals Keulen of Koblenz.
In 1880 werd de school opgewaardeerd tot een technische hogeschool. In 1899 verkreeg de RWTH het recht om doctoraten te verlenen. De jaren erna maakte de RWTH een bloeiperiode door, die kortstondig werd geremd door de Eerste Wereldoorlog. Een aantal aan de RWTH verbonden professoren, waaronder de Nederlander Peter Debye, ontving in de eerste helft van de twintigste eeuw de Nobelprijs voor hun wetenschappelijk onderzoek. Na 1933 werden communistische of Joodse professoren, in het kader van de Gleichschaltung in het Derde Rijk, ontheven van hun functie. Veel van de vrijgekomen functies werden vervolgens ingevuld door wetenschappers die lid waren van de NSDAP.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de RWTH uitgebreid met een aantal niet-technische faculteiten, zoals filosofie in 1965 en geneeskunde in 1966. Later volgden nog tandheelkunde en geesteswetenschappen zoals economie, psychologie en sociologie. Het studentenaantal groeide navenant, van ca. 10.000 studenten in de jaren zestig tot meer dan 37.000 in 1990 en 47.000 in 2021.